Begin een toespraak nooit met de zin ‘ik zal het niet te lang maken’, want dat maakt uw betoog alleen maar langer… Tien toespraaktips:
- Houd rekening met het soort publiek waarvoor u spreekt. Het maakt nogal wat uit of u het woord voert voor zeshonderd havenarbeiders, ten overstaan van honderdnegenenveertig collega’s of op uw eigen afdeling.
- Wat is de kern van uw boodschap en wat zijn uw belangrijkste argumenten? Stel u op als de redelijkheid zelve. U staat sterker als u alternatieven hebt. Beperk u niet tot alleen maar ‘nee’ zeggen. Het is goed om uw kernpunten een paar keer te herhalen. Herhaling is de kracht van reclame.
- Ga niet zwetsen met een boog van hier tot het eind van de wereld, waardoor voor iedereen duidelijk is dat u het niet weet. Als uw tegenstanders eenmaal beet hebben, komt u er niet meer uit. Weet u het echt niet, dan kunt u dat maar beter zeggen – u kunt nu eenmaal niet alles weten. Concentreer u. Formuleer kort en helder. Het toespreken van een groep mensen vraagt een ander soort concentratie dan een kamerdebat met flitsen op televisie of een interview bij de NOS waarvan u weet dat elke zin letterlijk in de huiskamer te horen is.
- Schrijf van tevoren een aantal sleutelwoorden op en praat zoveel mogelijk los van papier. Een A4-tje voor twintig minuten tekst. U houdt de aandacht van het publiek beter vast als u de indruk wekt de materie te beheersen. Kleine versprekingen zijn niet verkeerd. Bij het voorlezen van de Troonrede maakt de Koningin er acht tot tien. Bij een losser verhaal hebt u er misschien vijfentwintig, maar het publiek kan u beter volgen.
- Zorg voor een goede mix tussen spanning en zelfvertrouwen. Iedereen die in het openbaar spreekt, is op een bepaalde manier gespannen. Dat moet ook. De mensen zullen denken: die man weet waar hij het over heeft; hij heeft erover nagedacht en straalt ervaring uit. Goede omgangsvormen betalen zichzelf terug. Iemand van stuk brengen is niet leuk – doe het zelden. Naarmate uw tegenstander sterker is, onderbreekt u hem vaker met een lastige vraag.
- Vermijd monotonie. Speel met uw stem. Dat is leuker om naar te luisteren en het voorkomt dat uw publiek in slaap valt. Praat niet alleen met de mond, maar ook met uw handen. Op die manier accentueert u het verhaal. Uw handen strak vasthouden betekent: nervositeit.
- Toon emotie, dan gebeurt er wat. Emoties slaan altijd over op het publiek. Dan gaan de ogen open en spitsen zich de oren. Het is prima om niet altijd rationeel te zijn. U volledig beperken tot argumenten spreekt niet aan, behalve als de sfeer al geladen is. Bijvoorbeeld in een zaal met opstandige boeren die het oneens zijn de de mestnormen. Al zitten er maar tien, het kan een slagveld worden. De reeds aanwezige emoties moet u dan niet nog ‘ns lekker gaan opfokken. Wees in zo’n geval zo rationeel mogelijk. Anders worden ze gek. Zorg bij het tonen van emoties wel dat u zichzelf in de hand houdt. Laat u nooit helemaal uit de tent lokken.
- Zorg ervoor dat er iets van humor in uw verhaal zit. Even een kwinkslag ter relativering van uw zogenaamde eigen gelijk.
- Maak contact met het publiek, kijk de mensen in de ogen. Tussen u en de zaal moet energie gaan stromen.
- Zorg dat u goed in uw vel zit. Als u kleren aan hebt waarin u zich niet op uw gemak voelt, kan de gedachte daaraan gaan overheersen.
Tot slot: u kunt een heleboel leren, maar u moet het ook een beetje in u hebben.
Bron: Paul Rosenmöller.