Leerstijlen

Iedereen heeft een persoonlijke leerstijl: een manier van omgaan met leerstof en leeractiviteiten. Het model van Kolb onderscheidt vier leerstijlen die onderdeel uitmaken van een leerproces (de rode pijlen in de figuur hieronder). Kolb stelt dat mensen een voorkeursstijl hebben, waarmee ze het liefst beginnen en waaraan ze de meeste tijd besteden. Maar het is belangrijk alle fasen van het leerproces te doorlopen, omdat ze essentieel zijn voor effectief leren.

Leerstijlen

Het is ook overigens mogelijk het volgende onderscheid te maken in de fasen van een leerproces: 1. Onbewust incompetetent (zalige onwetendheid). 2. Bewust incompetent. 3. Bewust competent. 4. Onbewust competent (zalige verworvenheid, goudhaantjes).

Ontwikkel verschillende leerstijlen

Kolb pleit ervoor extra aandacht te besteden aan de leerstijlen waarin u zich minder goed thuis voelt:

  • Pragmaticus/beslisser (voeler) – Zoekt naar verbanden tussen de leerstof en werk. Richt zich op praktische zaken. Zoekt iemand die het kan demonstreren.
  • Bezinner (kijker) – Maakt vooraf een plan. Neemt de tijd voor lastige beslissingen. Neemt de tijd om ervaringen te overdenken.
  • Denker/theoreticus – Zoekt goed gestructureerde leermiddelen. Zoekt verbanden met reeds beschikbare kennis. Zoekt intellectuele uitdagingen. Bestudeert theoretische concepten, modellen en systemen.
  • Doener – Gaat een directe ervaring opdoen. Lost een probleem op. Springt in het diepe met een uitdagende taak.

Ken uw voorkeurstijl
Veel mensen hebben een favoriete leerstijl: de stijl waarmee ze het liefst beginnen. Aan de hand kunnen verschillende ’typen’ mensen worden onderscheiden (zie ook de figuur):

  • Divergeerder – Zijn grootste kracht is zijn voorstellingsvermogen. Is zeer goed in het vanuit verschillende gezichtspunten bekijken van concrete situaties. Als er ideeën moeten worden geleverd voelt een divergeerder zich opperbest. Werkt graag met anderen samen. Heeft een brede, culturele interesse. Is licht emotioneel. Voorbeelden: managers in non-profit organisaties, personeelswerkers, kunstenaars en sociologen.
  • Assimileerder – Kan onsamenhangende en ongelijksoortige zaken verwerken tot een samenhangende verklaring. Sterk in het ontwerpen van theoretische modellen. Abstracte concepten boeien hem meer dan mensen. Voelt zich bij het praktisch gebruik van een concept nauwelijks betrokken. Theorieën moeten logisch en nauwkeurig zijn. Voorbeelden: personen in de exacte vakken op research & development- en planningafdelingen.
  • Convergeerder – Abstract denken en actief uitproberen zijn de best ontwikkelde capaciteiten als het om leren gaat. Zijn grote kracht ligt dus logischerwijs in de praktische toepassing van ideeën. Bij een IQ-test, die uit gaat van een goede oplossing van een vraag of probleem, scoort de convergeerder hoog. Nauwelijks emotioneel. Gaat liever met zaken om dan met mensen. Voorbeelden: ingenieurs.
  • Accommodeerder – Durft veel risico’s te nemen. Voert het liefst plannen en experimenten uit. De praktische toepassing van ideeën spreekt hem het meeste aan. Vindt het niet belangrijk als de praktijk niet overeen komt met de theorie, dat prikkelt juist. Gaat makkelijk om met mensen, hoewel dat soms wat ongeduldig en drammerig overkomt. Praktisch opgeleid. Voorbeelden: actiegerichte banen als marketing of verkoop.

Leerstijlen zijn min of meer gelijkelijk verdeeld over verschillende bevolkingsgroepen. Zo bestaat er niet of nauwelijks enig verband tussen schooltype en opleidingsniveau en leerstijlen. Er komen in het technisch onderwijs evenveel accommodeerders (of een andere leerstijl) voor als op het vwo. Bepaalde functies blijken wel meer door mensen met een specifieke leerstijl te worden bekleed.

 
Reacties

Nog geen reacties.

Geef een reactie